Dag van de Architectuur 2024: Ruimte Maken

Het thema van de landelijke Dag van de Architectuur 2024 is ‘Ruimte Maken’. In Nederland, waar vrijwel alles in de leefomgeving ontworpen en gemaakt is, worden de ruimtelijke grenzen steeds zichtbaarder door vraagstukken als klimaatverandering, energietransitie, de wooncrisis en mobiliteit. De centrale vraag: is er nog ruimte om alles wat we willen én moeten [...]

Het thema van de landelijke Dag van de Architectuur 2024 is ‘Ruimte Maken’. In Nederland, waar vrijwel alles in de leefomgeving ontworpen en gemaakt is, worden de ruimtelijke grenzen steeds zichtbaarder door vraagstukken als klimaatverandering, energietransitie, de wooncrisis en mobiliteit. De centrale vraag: is er nog ruimte om alles wat we willen én moeten een plek te geven?

Ruimte Maken draait om keuzes en creativiteit. Het vraagt om integrale aanpakken en efficiënter gebruik van de beschikbare ruimte. Ontwerpers spelen hierin een cruciale rol door complexe opgaven inzichtelijk en voorstelbaar te maken. Tegelijkertijd groeit het besef dat ruimte maken ook betekent ruimte laten: luisteren naar diverse stemmen, groen en natuur een volwaardige plek geven, en soms iets niet doen.

Deze Dag van de Architectuur laat zien hoe architectuur, stedenbouw en landschapsarchitectuur oplossingen bieden voor de grote uitdagingen van nu door op vernieuwende manieren Ruimte te Maken.

Journalistiek verslag
Verslag Dag van de Architectuur 2024 en aftrap MooiNL╳CoLA

Auteur: Bono Siebelink

Op 13 juni vond de jaarlijkse kennisdag voor architectuurcentra plaats bij het Nieuwe Instituut in Rotterdam, georganiseerd door Coördinatie Lokale Architectuurinitiatieven (CoLA) en het College van Rijksadviseurs (CRa). Tijdens het middagprogramma gingen vertegenwoordigers van de centra het gesprek aan met verschillende stakeholders over hoe we lokale deskundigheid en ontwerpkracht beter inzetten bij grote ruimtelijke opgaven waar we als land voor staan. Met als conclusie: geef lokale architectuurcentra de (financiële) ruimte om de dialoog met bewoners en lokale stakeholders aan te gaan en benut deze kennis als voedingsbron voor het beleid.

Tevens opende Rijksbouwmeester Francesco Veenstra deze middag Dag van de Architectuur met als thema dit jaar: ‘Ruimte Maken’. Dit thema roept op om na te denken over de maakbaarheid van de ruimte in ons land, hoe we met een integrale aanpak de ruimte beter benutten en hoe we leefbare en rechtvaardige plekken creëren door lokale ontwerpkracht te benutten.

Hoe vergroten we de impact van architectuurcentra?

De vertegenwoordigers van architectuurcentra in Nijmegen, Amersfoort en Haarlemmermeer trappen de bijeenkomst af met een kijkje in hun lokale projecten. Ieder project verwijst naar handreikingen van MooiNL, het programma van het Ministerie van BZK dat streeft naar het borgen van ruimtelijke kwaliteit in landschappen die als prettig beleefd worden, toekomstbestendig zijn en op slimme manier meerdere functies vervullen. De projecten nodigen deelnemers uit om mee te denken over diverse ruimtelijke transities.

Zo beschrijft Dave Willems van architectuurcentrum Nijmegen de expedities op het stadseiland Nijmegen, waar deelnemers werden meegenomen naar het eiland in de Waal om te reflecteren op hun relatie tot het water, hoe we met het water omgaan en hoe we met het water kunnen wonen. In Amersfoort organiseerde FASadE Jane’s Walks: wandelingen door verschillende buurten waarbij al struinend door de straten gesprekken worden gevoerd over de beleving van de openbare ruimte, in de voetstappen van activist Jane Jacobs. Volgens organisator Irene Edzes worden deelnemers uitgedaagd om uit hun bubbel te treden en door een andere lens naar de buurt te kijken. Projectleider Floor Nijdeken van Podium Architectuur Haarlemmermeer zette een onafhankelijk participatieproces in de wijk Overbos in Hoofddorp, om met bewoners een ‘Groeiboek’ te maken waarin lokale deskundigheid en ontwerp een door de buurt gedragen toekomstbeeld schetsen.

In een nagesprek over het belang van de lokale initiatieven met Wouter Veldhuis, Rijksadviseur voor de Fysieke Leefomgeving, en Micha de Haas, stadsbouwmeester Amersfoort, horen we hoe de architectuurcentra hun impact kunnen vergroten. De architectuurcentra zijn onafhankelijk, bereiken vanwege hun lokale netwerk makkelijker de unusual suspects en bieden een plek voor burgers en stakeholders om elkaar te ontmoeten. Zij zijn de planvorming voor en onderzoeken met hun programmering wat burgers belangrijk vinden in hun leefomgeving. De grootste uitdaging blijft echter de financiële zekerheid: Zeker de laatste tien jaar verkeerden de centra in financieel zwaar weer. Wouter Veldhuis roept op om de handen ineen te slaan met ontwikkelaars en woningcorporaties om continuïteit te garanderen. De centra stellen voor dat er een grotere investering voor architectuurcentra vanuit de overheid tot stand komt gezien de omvang van de transities waar we ons nu in begeven. Niemand zal ontkennen dat de lokale expertise van deze centra onmisbaar is, maar nu is het tijd hun continuïteit te waarborgen.

Ruimte maken

“Is de ruimte schaars of is het recht op de ruimte schaars?” Met deze vraag refereert Rijksbouwmeester Francesco Veenstra aan de complexe ruimtelijke puzzel die we in Nederland leggen, waarin vele belangen vertegenwoordigd worden. Tijdens zijn presentatie als opening van de Dag van de Architectuur stelt hij dat het recht op de ruimte in beweging is en dat het aan ontwerpers, beleidsmakers en ook de architectuurcentra is om te reflecteren op het recht op de ruimte voor een rechtvaardige samenleving. Daarbij is samenwerking noodzakelijk, vooral tussen het ruimtelijke en sociale domein. Het College van Rijksadviseurs probeert op verschillende manieren nieuwe samenwerkingen in het ruimtelijke domein kracht bij te zetten, bijvoorbeeld door het stadsbouwmeestersnetwerk uit te breiden die als onafhankelijk adviseur lokale stemmen opvangen. Ook reikt het CRa tweejaarlijks de Gouden Piramide uit, voor creatief en voorbeeldig opdrachtgeverschap. Om ruimte te maken, onderstreept Veenstra, zullen we het belang van vakmanschap en jonge ontwerpers moeten erkennen in de grote transities van morgen.

Van lokale deskundigheid naar ruimtelijk beleid

Er zijn nog stappen te zetten in het bouwen aan samenwerkingen tussen lokale gemeenschappen en de overheid. Het volgende panel met Esther Obradovic (Ministerie van OCW), Gido ten Dolle (Manager MooiNL, Ministerie van BZK), Marian Stuiver (Programmaleider Groene Steden, WUR), Barbara Luns (Directeur AIR Rotterdam) en Francesco Veenstra doet een poging om richting te geven.

Op beleidsniveau zet de nieuwe ARO (Actieprogramma Ruimtelijk Ontwerp) voor de periode 20252028 volgens Obradovic de lijn voort waarin regionale en lokale initiatieven worden ondersteund in hun ontwerppraktijken. Ten Dolle geeft aan dat het Rijk de afgelopen twee jaar veel tijd en geld geïnvesteerd heeft in het ontwerpen met provincies richting 2100. Ook bieden de handreikingen van MooiNL een structuur om op lokaal niveau grote transities aan te pakken. Toch erkent Ten Dolle dat ruimte maken met lokale gemeenschappen gedaan wordt: “MooiNL is een soort kookboek, maar lekker koken doe je lokaal met lokale geur en smaak.”

Ook binnen de wetenschap die het pad naar groene, duurzame en gezonde steden onderzoekt, is lokale kennis onmisbaar. Stuiver wijst op onderzoeksvormen als citizen science en field labs waarbij de burger als expert wordt gezien. Zij ziet in haar onderzoek de energie van burgers die in hun leefomgeving heft in eigen handen, wat volgens haar beter benut kan worden. Dit brengt ons terug bij de architectuurcentra, die het lokale, regionale en landelijke verbinden. Luns spreekt over de rol van de centra in de bewustwording rondom ‘architectuurcultuur’. Volgens haar kunnen we niet enkel met technische kennis en ontwerpkracht de grote transities aangaan, maar is een cultuurverandering noodzakelijk waarmee het maatschappelijk draagvlak voor deze transities wordt vergroot.

Uit het gesprek komt voort dat alle spelers in de transitieopgaven een juiste rol moeten krijgen. De overheid moet het vakmanschap beter in huis halen en manieren vinden om gehoor te geven aan lokale deskundigheid, zoals met MooiNL, ARO of de Nota Ruimte wordt geambieerd.

Architectuurcentra en onderzoeksinstellingen moeten elkaar vinden en versterken, en samen de impact van burgerinitiatief vergroten. Naast financiële ondersteuning verdienen deze initiatieven vooral zichtbaarheid en erkenning. Het is aan het beleid en het komende kabinet om deze energie in impact om te zetten.

Op naar nieuwe samenwerkingen!

Om de ruimtelijke discussie te faciliteren, organiseerden het Nieuwe Instituut samen met het CRa de tentoonstelling Nederland op de Tekentafel, waarin 100 jaar terug en vooruit wordt gekeken naar de Nederlandse ontwerptraditie en hoe er met grootschalige transities wordt omgegaan. Aric Chen, algemeen en artistiek directeur van het Nieuwe Instituut, kijkt positief terug op de tentoonstelling en kondigt aan dat wegens succes er een permanente toekomstatelier wordt ingericht bij het Nieuwe Instituut waar het gesprek over ruimtelijk ontwerp gevoerd blijft worden.

Chen rondt de middag af door terug te blikken op de brief die CoLA stuurde aan het Ministerie van BZK om te investeren in het bestaande netwerk van lokale architectuurinitiatieven in plaats van in een centraal Nederlands architectuurcentrum. Om het bestaande netwerk kracht bij te zetten en de link te leggen tussen beleidsmakers en lokale initiatieven, lanceren het Nieuwe Instituut, CoLA, BNA, IABR, het Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie, de Vereniging Deltametropool en Volume een gedeeld platform om nieuwe samenwerking te faciliteren: Architectuur Overal. Daarover meer op 29 juni tijdens de elfde editie van de Architectuur Biënnale Rotterdam!

Deel dit bericht via