Mooi Zeeland

Dialoog over de ruimtelijke kwaliteit van Zeeland

Auteur: Bono Siebelink
Op woensdag 6 november kwam een diverse groep experts en stakeholders uit de provincie Zeeland bij elkaar voor een dialoog over het borgen van ruimtelijke kwaliteit in de provincie. Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening is op zoek naar lokale feedback op de handreikingen van het programma MooiNL en benut hierbij het netwerk en de kennis van lokale architectuurcentra in heel Nederland. Van alle toepasselijke 12 handreikingen zijn alleen 'Groenblauwe Dooradering' en 'Biobased (Ver)bouwen' besproken.
Vragen vooraf
  • Hoe kunnen de lokale en regionale stakeholders samen meer ruimtelijke kwaliteit te ontwikkelen?
  • Hoe toepasselijk zijn de handreikingen voor Zeeuwse gebieden en opgaven?
  • Zijn er Zeeuwse gebieden en opgaven die hiermee niet geholpen worden?
  • Welke rol speelt ieder in de samenwerking voor ruimtelijke kwaliteit?
Samenvatting van de uitkomsten

De handreikingen bieden algemene gethematiseerde richtlijnen die lokaal maatwerk voor cultuurlandschappen mogelijk maken, op basis van grondtypen en de input van diverse stakeholders. Voor dat maatwerk zijn ontwerpers nodig als procesmoderatoren, met ruimtelijke kwaliteit als missie, collectief gebiedsmanagement als middel en de handreikingen als toolbox. Het koppelen van korte en lange termijnkansen en risico’s is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de missie. Er is een gedeeld geloof dat bestaande en nieuwe pilots in gebiedsgerichte aanpak, met het gebruik van de handreikingen, bij kunnen dragen aan het verzetten van bestuurlijke bakens om de reeds levensvatbare toepassingen op te schalen in antwoord op de urgente transitievragen.

Geen blauwdruk (‘Groenblauwe Dooradering’)

Het behalen van tien procent groenblauwe dooraderingen door Nederlandse landschappen in 2050 is noodzakelijk vanwege de nationale en Europese richtlijnen rondom natuur, water en klimaat. Daarbij verschilt de aanpak per landschap. Voor de duin-, dijk- en zeekleigrond van Zeeland moeten we denken aan ecologische oevers, erfbeplanting en de herinrichting van sloten en kreken. Per gebied is maatwerk nodig en zal met lokale stakeholders overeengestemd moeten worden welke gezamenlijke problemen er spelen. Daarvoor moeten eerst alle neuzen dezelfde kant op. De handreiking ‘Groenblauwe Dooradering’ is daarvoor geen blauwdruk, maar een handzaam stappenplan voor verdere gebiedsgerichte aanpak.

Burgerinitiatief ‘Zeeland Bruist’ merkt meteen op dat de handreiking niet de volledige complexiteit van het watersysteem inzichtelijk maakt omdat het geen aandacht besteed aan de verbinding tussen de dooraderingen en de Zeeuwse Deltawateren. Daar is niettemin een apart programma voor – Deltanatuur Zuidwestelijke Delta van Staatsbosbeheer. De verschillende werkelijke opgaven zijn ingedeeld in aparte handreikingen, maar in de realiteit moeten zij gestapeld worden bij het inrichten van het landschap om meervoudige waardcreatie te stimuleren.

De handreikingen stellen geen verplichtingen maar bieden wel bruikbare kaders voor het stapelen van ambities. Het is belangrijk aan te sluiten bij agenda’s van grondeigenaren, zoals uitbreidingsplannen, om ze zo ver te krijgen om deze voorgestelde landschappelijke ingrepen toe te passen. Het proces moet geregisseerd worden. Met de juiste mensen aan tafel kan er een gezamenlijk gedragen oplossing komen. Wanneer er specifieke uitdagingen spelen, zoals te natte of te droge grond in de weilanden van boeren, zouden lokale overheden deze opgave moeten koppelen aan andere vraagstukken, om tegelijkertijd ecologische en economische doelen te halen.

Het begint bij een waardeketen (‘Biobased (Ver)bouwen’)

In de handreiking ‘Biobased (Ver)bouwen’ wordt geschetst hoe het telen van biobased materialen kansen biedt voor een verbetering van bijvoorbeeld de bodemkwaliteit en waterbuffering, en voor een duurzame bedrijfsvoering. Er worden voor een aantal bodemtypes suggesties gedaan voor bijpassende teeltsystemen. Zeekleigrond in Zeeland leent zich goed voor bijvoorbeeld agroforestry of weidebosbouw. Anders dan bij groenblauwe dooraderingen ligt de uitvoering van biobased verbouwen voornamelijk bij de boer. Aangezien de productieketens en verdienmodellen voor veel biobased materialen in Nederland nog niet goed renderen, is het risico om over te stappen naar biobased verbouwen voor velen nog te groot.

Hoe zorgen we dan voor die betrouwbare waardeketen? LTO Zeeland benoemt het risico dat boeren ervaren. Zij vrezen dat hun productie te duur is en biobased materialen goedkoper uit het buitenland zullen worden gehaald. Daarentegen wordt erkend dat sommige biobased materialen, zoals vlas voor isolatie, beter en goedkoper in Nederland verbouwd kunnen worden, vooral als de CO2-reductie van korte ketens wordt doorberekend. Daarbij moet zorgvuldig de afweging gemaakt worden welke materialen bij ons landschap en de lokale vraag passen. Er zou ook een stabielere afzetmarkt moeten ontstaan zodat boeren weten dat zij hun producten kwijt kunnen, bijvoorbeeld als overheid en woningcorporaties beslissen om lokale biobased materialen voor te schrijven.

Een gerichter onderzoek naar de specifieke bodemtypes in Zeeland zou helpen om boeren perspectief te bieden. Enkele bodemtypes zijn vanwege de brede scope van handreiking niet meegenomen, maar voor Zuid-Holland en Flevoland met vergelijkbare grond zijn er al wel gedetailleerde onderzoeken gedaan. De handreikingen kunnen een basis bieden voor het optuigen van pilots met boeren om zo de effectiviteit en de uitdagingen van biobased teelten beter in kaart te brengen. En gemeenten kunnen de grond van stoppende boeren overkopen om daar biobased pilots op te tuigen, naar Oost-Nederlands voorbeeld. Maar hier moeten we waakzaam zijn, want een pilot kan succesvol zijn maar het opschalen van een pilot brengt weer nieuwe risico’s met zich mee.

Een blik terug en vooruit

Van het Geopark Scheldedelta komt de suggestie om vaker terug te blikken op vroegere tradities, in de zoektocht naar gezonde en toekomstbestendige landschappen. Dit kan aan de hand van historische kaarten, kennis van oude ingrepen – zoals houtwallen – en een terugblik op hoe we honderd jaar geleden landbouw bedreven. We moeten de actuele kennis van boeren over hun grond goed benutten, maar ook kritisch blijven. We willen niet van de ene monocultuur naar de andere.

Hoewel de aanwezige partijen vaak genoeg met elkaar aan tafel zitten leidt dit nog niet tot het daadkrachtig aanpakken van alle opgaven. Er is overeenstemming dat met ontwerpend onderzoek de gebiedspartijen elkaar beter leren kennen en obstakels in het proces beter inzichtelijk worden. Door de opgaven uit de handreikingen op elkaar te stapelen en te koppelen aan het juiste ruimtelijke instrumentarium, kunnen deze partijen inzicht krijgen waar de grootste urgenties in Zeeland liggen. De discussie over de handreikingen maakt inzichtelijk dat zij een goede inspiratiebron en aanpak bieden voor gebiedsactoren, maar dat voor het leggen van de ruimtelijk puzzel, meer lokaal onderzoek, overleg en ontwerp-maatwerk nodig is.

Deel dit bericht via